Gevallen vader, die zijn handen, te laat omhoog, vlak daarvoor nog lager liet liggen, driemaal op ontbijtbordjes, nu knock-out. In de rug deze keer, zonder lasso, maar ook geen verbazing meer in matig opgewekte ogen, wakker, te klaar om terug te knallen. Wild, die jongens zonder koeien, deinzen niet terug, spelen zichzelf, herpakken verhaaltjes, schieten heen en weer, vlak langs levens, raak, mis. Navertellen, uit een bed, hoog geëerd publiek: Er was eens. Een volk. En heel veel land. We hebben het traanloos gemaakt, verspild.