Ik heb het je niet hoeven vragen, til me op. Mijn benen klapwiekten al om je heen, jij, jouw dansende armen, vroegen me erin.
Lichte stappen, lachstuipen, onze buiken magnetisch, jouw ritme het mijne, zwerven we door onze nachtstad, zweven een beetje.
Ik heb het je niet hoeven vragen, luister naar mijn verbeelding, hyperbooltjes over fietsen met losse handen, pirouettes, jazz.
Jouw lippen leren lezen, een nieuw alfabet in lichaamstaal, zo gebaar je me naar je toe, maar ik ben er al, huiverend mijn hals.
Om elkaar heen met ragfijne vleugels, los. Het antwoord in onze wolvenogen, we kijken elkaar de tent uit, de straat op, de ochtend in.