Wilg

Taaie twijgen op de knoest
van de knot, die treuren niet.
Ondanks hun hoofdwond
zwijgen ze ruw, houden zich
koppig vast aan de dijk,
kraken hun nekwervels
nog maar een keer.
Ze rekken zich uit naar de zon,
buigen alleen voor een storm,
veren terug, altijd weer.