We hebben hier met hele kwaaie vuisten vier gaten in zo'n grijze deur -van standaardkwaliteit en hol van binnen- geramd. Die gaten laten we al jaren zitten en als gasten doen alsof ze die gaten niet gezien of in de gaten gehad hebben, lachen we, hier wordt geleefd, zeggen we dan smalend en altijd achteraf ruiken we zelf ook wel dat er vaak bloemkool gekookt is en dat er maandenlang een muizenkreng vastzat in de trappenkast, vocht vrat. We weten nog van die bulten, als eieren en de naaldhakken van vijf meier gestolen uit zijn envelopje, hij kwam haar halen, heeft die gaten nooit gezien op weg naar het nest boven aan de trap vroeg hij nog iets, wij verstonden porem en iets met spiegologen, dachten we, ook weer achteraf, en lachend om die woorden raakte ons iets anders, liegen doe je niet en zeker niet tegen mij, hoorden we zijn stem verhief hij zeker niet, bleef laag. De zon op zondagochtend en de peren, we schillen, we praten over haar geboorte, elk jaar weer, over navelstrengen in de vriezer, over hoeveel moeite het graven kost en hoeveel extra moeite het graven van graven.