Achterstand

We hebben hier met hele kwaaie vuisten
vier gaten in zo'n grijze deur -van
standaardkwaliteit en hol van binnen-
geramd. Die gaten laten we al jaren zitten
en als gasten doen alsof ze die gaten
niet gezien of in de gaten gehad hebben,
lachen we, hier wordt geleefd, zeggen we
dan smalend en altijd achteraf
ruiken we zelf ook wel dat er vaak
bloemkool gekookt is en dat er maandenlang
een muizenkreng vastzat in de trappenkast, vocht vrat.

We weten nog van die bulten, als eieren
en de naaldhakken van vijf meier
gestolen uit zijn envelopje, hij kwam
haar halen, heeft die gaten nooit gezien
op weg naar het nest boven aan de trap
vroeg hij nog iets, wij verstonden porem
en iets met spiegologen, dachten we,
ook weer achteraf, en lachend om die woorden
raakte ons iets anders, liegen doe je niet
en zeker niet tegen mij, hoorden we   
zijn stem verhief hij zeker niet, bleef laag.

De zon op zondagochtend en de peren,
we schillen, we praten over haar geboorte,
elk jaar weer, over navelstrengen in de vriezer,
over hoeveel moeite het graven kost
en hoeveel extra moeite het graven van graven.