Het water slaapt hier, zegt hij.
Mijn beekje is wakker en wild.
En jullie bergen zijn gaan liggen,
in een bord met wolken,
terwijl de mijne rechtop zitten.
En schaduw maken.
We hebben ons water getemd.
Zeg ik.
Duizelig gemaakt.
In slaap gedraaid.
En nu is het stil.