Boerenkeuken

Jouw pannen zijn groot.
Je handen weten aardappels te schillen,
het vel van de melk te halen,
vreemde gezichten te aaien.
De wind is dun, zeg je
wanneer hij oostwaarts draait
en wij jassen dichtknopen,
op onze fietsen langs de dijk waaien.
Wolkenloze ochtenden
hebben jouw voorkeur.
Er is geen dag zonder
adem van de aarde.
Geen deuren meer,
onder de strozolder
loopt het volk
nooit aan je voorbij.
We komen zitten
met opgestroopte mouwen
aan overvol tafelzeil,
de laarzen op de mat.
Je ruikt aan huid en oren
van modderige kinderen
met blauwe plekken
en snotneuzen.
Iedereen blijft eten
drinken en dikliggen
op huiskamerbanken,
en jij gaat vroeg naar bed.