Het praat en praat maar, trots op het schieten van hazen, de maat van zijn gevangen snoeken stierenballen, vossenstreken. Het gromt langgerekte lettergrepen, voert jankend brommers op, monsters van jongens, meisjes als Vlaamse reuzen. Het scheurt hormoonvlees van het bot, herkauwt verhalen mondhoeken in bloedstand, over fuiken vol paling. Het schept op, baggert uit beklimt de mesthoop snijdt dampend kuilgras aan luistert slechts naar bomen.