Goeroe

Zijn ego heeft hij afgeschreven

als taalonwaardig gepruts,

wel betrap ik hem op kinderlijke

krullen in zijn schrift, die als een

python door zijn code kronkelen.

Het werkt niet op rechte regels:

ontwikkeling bloeit wild, zegt hij,

ik zou het tierig welen noemen, wetend

dat deze woorden hem verwonderen.

Twee apostelen, geen twaalf.

Een gids wil hij niet zijn, wel

luisteraar naar het radeloze.

Waaruit haalt hij zijn glans,

barsten we los, waar geluk?

Het geheim zal hij delen, leegte.

Het nulpunt van de creatie.

Daar, ja daar, vind je het antwoord

op onze vragen over het leven.

Het lijkt op vallen. Ik zeg donderen.