De techniek van het schommelen beheersen, het duwen, beslissen hoe hoog, zwaaikracht bepalen, herhaling verdragen. Geduld. Pierebadjes lokaliseren in parken, daar blijven rondspetteren tot die lijfjes in een handdoek gerold willen. Zo'n lijfje afdrogen.
Dierengeluiden nabootsen, kleine hondjes blaffen hoger dan grote, schapen blaten anders dan geiten en kikkers zitten laag in de keel. Blijven proberen.
Achter gordijnen wachten bij verstoppertje, maar niemand blijkt je te zoeken, ze zijn namelijk alweer iets anders leuks aan het doen. Tot honderd tellen.
Water drinken uit een theeserviesje in een hut van dekens, onzichtbare gebakjes eten, smulgeluiden maken, denkbeeldige vriendjes leren kennen. Extra bekertje neerzetten.
Een hinkelbaan tekenen met stoepkrijt en zelf gaan hinkelen, het steentje naar de 10 gooien, vals spelen met jezelf. Win-win situatie.
Super grote bellen blazen en zo lang mogelijk te laten zweven, teleurgesteld zijn als ze te klein zijn of uiteenspatten. Zeepregenboogjes in het zonlicht.
Het verschil tussen hard en zacht zand kennen, weten dat je hardzand nodig hebt voor een zandkasteel, en dat dat onder het zachtzand zit. Graafzwarte nagels.
Traantjes drogen, zeggen dat alles goed komt terwijl je dat zelf niet zeker weet, pleistertjes op niet zulke erge wonden plakken. Losse melktandjes laten wiebelen.
Naar een dobber staren, vissen van haakjes halen, jokken dat ze dat niet voelen, tegen de vissen praten, ze teruggooien in het meertje. Blij voor ze zijn.
Verlanglijstjes lezen, 's nachts slingers ophangen, elke verjaardag terugdenken aan de dag dat ze geboren werden, en zeggen hoe snel het allemaal gaat.
Hand in hand lopen tot zij het niet meer willen, maar jij nog wel.