In de geboorteloterij won je de troostprijs: te vroeg, meid.
De boerenbruiloft was nog niet gepland en de oogst mislukt, het buikje van je moeder mocht niet bollen, schande brandde onder haar schorten, jij was het schip met peren. De tijd onrijp.
Dus vort met de geit, voor de zon op komt naar de overkant waar de koeien wachten. Roei maar met die riemen, laat ze knerpen en door windstil ochtendwater plonzen. Vergeet de grutto's niet te groeten, ze kondigen een zomer aan. Het veen veert onder je voeten, aan de oever steek je de boot vast. Het klotst aan zij. Stap door de rietkraag aan land.
Het rad van fortuin draaide dol, de glazen bol op de kermis toonde dienstbaarheid en schaarste, maar ook witte lakens op het bleekveld, een boomgaard met schommel, een kelder vol appelen.
En een paardenfluisteraar. Je houdt niet van paarden, maar wel van hem.
Hij kan toveren met hout, timmert een bruidsbed, plant vlambloemen aan de rivier. Op het erf knarst grint onder je instaplaarsjes, je klopt de matten uit, in de keuken staat jouw soep op het fornuis, de stal is warm en broeierig. De hoofdprijs.