Tuincentrum

seizoenen blazen langs zijn schouders
het kriebelen op de parkeerplaats kruipt naar binnen
niet samen, zegt hij, werpt gratis grapjes van zich af
kijkt naar schraapsel op vloeren.

windstilte in vijvers en cirkelzagen
steigerhout stapelt zich, achter krakende tulpen 
hoort hij sterren vallen uit systeemplafonds
luistert naar scherpte in tegels.

contouren in luipaardprint ontgaan hem
buigzaam staat hij, lange dagen dapper
in afgemeten vlakken, reikt, verdwijnt,
raakt geen ander aan.

touw, een flamingo, haken en ogen die priemen
in zijn maag, schroefdoppen op glas
fantastisch uitzicht, nergens grauw
het tranendal ver weg.

ijsjes smelten, vogels keren terug
tien nachten National Geographic
duurden korter, denkt hij, en
de scheppen gaan hard,
er gaat gegraven worden.