Zeven kogels

Gevallen vader, die zijn handen,
te laat omhoog, vlak daarvoor
nog lager liet liggen, driemaal
op ontbijtbordjes, nu knock-out.

In de rug deze keer, zonder lasso,
maar ook geen verbazing meer
in matig opgewekte ogen, wakker,
te klaar om terug te knallen.

Wild, die jongens zonder koeien,
deinzen niet terug, spelen zichzelf,
herpakken verhaaltjes, schieten heen
en weer, vlak langs levens, raak, mis.

Navertellen, uit een bed, hoog geëerd
publiek:  Er was eens. Een volk.
En heel veel land. We hebben het
traanloos gemaakt, verspild.